Van informatietekort naar informatieoverschot


Het is een fenomeen waarmee we overal worden geconfronteerd: de informatie-overload. Krant, tv, internet, e-mail, WhatsApp. Evernote, Instagram, Vine en ga zo maar door… Beelden, feiten, cijfers en meningen buitelen over elkaar heen, en zie er dan nog maar eens wijs uit te worden. Op een gegeven moment wordt het je teveel en zet je je brein op ‘hold’. Even rust, even geen gedoe.

 Wat zich voordoet in de samenleving als geheel, doet zich natuurlijk ook voor in de zorg. Tot voor een paar jaar stelden dokters soms diagnoses op basis van relatief weinig gegevens, maar die tijd is voorbij. Alle elektronische apparatuur waarover zij en ook de patiënt kunnen beschikken leveren grote hoeveelheden gegevens af. In het ziekenhuis maar steeds vaker – vooral bij chronische ziekten – ook thuis. En dan zwijg ik nog maar over al die wearables die mensen met zich meesjouwen en die eveneens grote hoeveelheden data produceren.

Bloeddruk niet elke dag meten

Op zich is dat natuurlijk geweldig. Het is een grote vooruitgang dat een dokter bij een diabetespatiënt niet langer hoeft af te gaan op de toevallige bloedwaarden van het spreekuur. Gegevens van de hele dag en de hele week zijn daarvoor in de plaats gekomen, waardoor er veel beter kan worden gestuurd, bijvoorbeeld op voeding en medicijngebruik.

Maar er zijn ook data waarvan de betekenis minder duidelijk is. Je bloeddruk hoef je heus niet de hele dag te meten, evenmin als je gewicht. Dat geeft maar ruis. Het lijkt mooi, dat streven naar volledigheid, maar het gevaar is niet denkbeeldig dat er op grond van een overdaad aan gegevens juist een verkeerde beslissing wordt genomen. Want op een bepaald moment zie je door de bomen nu eenmaal het bos niet meer.

Wat zijn relevante data?

Ik ben gelukkig niet de enige die met dergelijke vragen rondloopt. Ook steeds meer zorgverleners en leveranciers zien in dat overdaad schaadt. Je ziet het bijvoorbeeld op de EPD-schermen die artsen gebruiken. Was het tot voor een paar jaar nog heel gewoon dat je vrijwel alle gegevens op die schermen zag afgebeeld, nu is er steeds vaker sprake van een beperking. De minder relevante waarden zijn nog maar zelden direct te zien, al kunnen ze als er behoefte aan is natuurlijk wel worden opgevraagd.

Wat zijn relevante data en wat niet? Dat is dus de vraag waarom het draait. Natuurlijk is dat niet zo simpel in een paar woorden weer te geven. Elke diagnose is anders, elke ziekte ook, net als niet te vergeten elke patiënt en elke dokter. De vraag wat belangrijk is en wat niet, moet per situatie worden bekeken. De zorgverlener is daarbij leidend, de ICT-leverancier en de ICT-adviseur zijn ondersteunend. En met elkaar maken we de informatieoverdracht in de zorg weer behapbaar.

Jan Houben



Terug naar het overzicht

Gerelateerde publicaties

De inzet van ICT en technologie in zijn huidige vorm heeft te maken met standaardisatie en een vermindering van de keuzevrijheid. De patiënt is gebaat bij netwerkzorg, uitgevoerd door artsen die gegevens uitwisselen en zo de behandeling op een hoger plan brengen. Dat betekent: de gegevens invoeren op de manier die het systeem vraagt. 

Lees verder

De markt van informatiesystemen voor medische laboratoria (LIS) is maar klein en wordt gedomineerd door twee spelers: MIPS en Philips. Veel van hun klanten oriënteren zich momenteel op andere systemen.

Lees verder