Als de kinderziekten eruit zijn, kan een PGO iets gaan betekenen


Dankzij de coronacrisis krijgt de digitalisering van de zorg een impuls. Wat zijn de voorwaarden om dan ook de persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) tot een succes te maken?

Het is al lang een veelbesproken thema, de persoonlijke gezondheidsomgeving of pgo. Het begon als een initiatief van de Nederlandse Patiëntenfederatie om elke patiënt een persoonlijk digitaal platform ter beschikking te stellen, waarop hij of zij alle medische informatie kan verzamelen en delen, met als doel de eigen regie te verbeteren.

Inmiddels zijn we bijna twee jaar verder en beschikken maar liefst 28 PGO’s over een zogeheten MedMij-label, wat betekent dat ze aan de essentiële eisen van uitwisseling en veiligheid voldoen. Bovendien zijn enkele grote leveranciers hun eigen PGO aan het ontwikkelen. Maar ondanks al deze commerciële activiteit is het relatief rustig op de markt. Waar ligt dat aan?

Fragmentatie

Over die vraag heeft Rutger Leer van M&I/Partners, die zorginstellingen adviseert bij de invoering van PGO’s, enkele uitgesproken gedachten. De PGO’s zijn een rechtstreeks gevolg van de manier waarop we in Nederland de zorg hebben georganiseerd, zegt hij. ‘Met het afstemmen van de Wet op het landelijk EPD, een jaar of tien geleden, kozen we impliciet voor fragmentatie. Medische gegevens zijn verspreid, niemand heeft het volledige overzicht en zeker de patiënt niet. Een PGO kan daaraan in principe een einde maken en dat is een goed idee.’

Context

Het is dan echter wel noodzakelijk dat een patiënt de aangeleverde informatie ook begrijpt, en dat is lang niet altijd het geval. ‘Medische data zonder context, daar hebben de meeste mensen niet zoveel aan. Een deurtje van een dossier openzetten, zoals nu nog vaak gebeurt, is niet voldoende. Een labuitslag: prima, maar wat betekenen die cijfers? Is het gunstig of ongunstig, wat is het vervolg, welke behandeling werkt het beste? Op dat soort vragen moet je een antwoord kunnen geven. Zolang dat niet is geregeld, blijft het kleinschalig.’

Nieuwe mogelijkheden

Hiermee samen hangt de vraag: wie gaat een pgo eigenlijk gebruiken? ‘Op dit moment zijn dat vooral chronisch zieken die zelf de regie willen nemen over hun zorg en die digitaal vaardig zijn. Dat kan beter. Om pgo’s tot een echt succes te maken, moeten er meer mogelijk worden, en in potentie kan dat ook. Eerder uitslagen kunnen inzien, minder bellen met de zorginstelling, snellere interactie met de dokter.’
Daarnaast kan een pgo worden ingezet voor preventie, zelfdiagnostiek en zelfmanagement. ‘Doen we dit goed, dan krijgt het pgo vleugels. Maar daar is tijd voor nodig. De patiëntportalen van ziekenhuizen kwamen er ook niet van de ene dag op de andere, en die worden in sommige gevallen nu toch echt heel goed gebruikt.’

Er is dus werk aan de winkel. ‘De kinderziekten moeten eruit, je moet toepassingen krijgen waar de patiënt iets aan heeft, de gebruiksvriendelijkheid moet goed zijn, en dat betekent dat leveranciers nog verder aan de slag moeten. Maar als dat lukt, dan kan een PGO zeker iets gaan betekenen voor de zorg.’

Totaaloverzicht

Nog mooier zou het zijn, besluit Rutger Leer, als het PGO aanhaakt bij ontwikkelingen in het sociaal domein. ‘Gemeenten zijn bezig met vergelijkbare portalen op het gebied van bijvoorbeeld werk en pensioen. Dat sluit natuurlijk prachtig aan, zeker nu er meer zorgtaken zijn overgeheveld naar de gemeente. Dan heb je een totaaloverzicht over alles wat voor jou als burger van belang is. Mocht het ooit die kant opgaan, dan heb je echt iets moois in handen.’ Maar ook tot die tijd zijn pgo’s de moeite waard. ‘Tal van start-ups zijn ermee bezig, zonder garantie van commercieel gewin.  Ik vind dat mooi. Stilstaan is geen oplossing als het om de zorg gaat, en deze bedrijven staan allesbehalve stil. Ze springen in het diepe en creëren een beweging die waardevol is. Dat vind ik getuigen van lef en van maatschappelijk bewustzijn.
Petje af hoor.’



Terug naar het overzicht

Gerelateerde publicaties