Het raadsel van het 'ravijnjaar' 2026


De afgelopen weken is er veel aandacht besteed aan de begrotingstekorten waar gemeenten mogelijk mee te maken krijgen na 2026, ook wel bekend als het 'ravijnjaar'. De media benadrukken de verandering in financieringssystematiek die vanaf dat jaar plaatsvindt, waarover nog veel onduidelijkheden bestaan. Politieke partijen uiten hun bezorgdheid over wat velen beschouwen als een financiële ramp voor gemeenten vanaf 2026.

Bij het lezen van de berichten viel het me op dat er essentiële zaken niet beschreven worden en een raadsel blijven: waarom streven we eigenlijk naar een nieuwe systematiek? Wat houdt het huidige 'trap op, trap af'-systeem in? Welke systematiek vervangt het, en waarom worden er tekorten verwacht?

Huidige financieringssytematiek: trap op, trap af

De huidige financieringssystematiek, bekend als 'trap op, trap af', wordt al sinds 1997 gehanteerd door het gemeentefonds. Het gemeentefonds verdeelt de financiële middelen over gemeenten op basis van criteria zoals inwoneraantal, sociaaleconomische factoren (bijv werkloosheid en inkomens), woningwaarde, ouderdomscomponent/vergrijzing en uitkeringen. Hierbij beweegt de rijksbijdrage aan gemeenten in lijn mee met de economische ontwikkeling. In goede tijden stijgen de uitkeringen, maar in economisch mindere tijden dalen ze. Dus wanneer het rijk vijf procent meer uitgeeft dan het jaar ervoor, stijgt de algemene uitkering aan gemeenten ook met vijf procent. Deze jaarlijkse toe- en afname van het gemeente- en provinciefonds wordt accres genoemd. Dit zorgt voor flexibiliteit waarin de rijksbijdrage aan gemeenten in overeenstemming blijft met de economische situatie, wat de financiële stabiliteit van zowel gemeenten als het fonds waarborgt.

Aanleiding voor een nieuwe financieringssystematiek

De aanleiding voor een nieuwe financieringssystematiek is afkomstig uit het coalitieakkoord van 2021: “Om een stabielere financiering voor de medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten, wordt in de komende jaren een nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025 uitgewerkt, waarbij de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied wordt betrokken.”  Ook de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeente) pleit al enige tijd naar een systeem waarbij een verschuiving plaatsvindt van rijksbelasting naar lokale belasting.

Wat gaat er veranderen vanaf 2026? 

Het antwoord hierop is: dat is onduidelijk. Hoewel het kabinet in 2021 het voornemen had om de huidige systematiek aan te passen en deze in te laten gaan in 2026, werd het demissionair voordat dit kon worden gerealiseerd. Hierdoor is de uitwerking ervan tijdelijk stopgezet. Het accres is daarom vastgezet tot 2026, waardoor er tot die tijd een gemiddelde groei van 2,6 miljard euro is. Vanaf 2026 is dit niet langer het geval, terwijl de kosten van gemeenten blijven stijgen. De daling in inkomsten van het gemeentefonds zou mogelijk kunnen worden opgevangen door lokale belastingen te verhogen. Momenteel bestaat minder dan 20% van de gemeentelijke inkomsten uit lokale belastingen en heffingen. Het verhogen van deze belastingen wordt aldus de VNG gezien als een manier om de betrokkenheid van burgers met de gemeente te vergroten, de gemeenteraad verantwoording te laten afleggen over financiële keuzes en een buffer op te bouwen. Het maakt gemeenten tevens minder afhankelijk van het rijk, wat momenteel meer dan 60% van hun inkomsten genereert.

Invoering nieuwe financieringssystematiek

Gemeenten zouden de begrotingstekorten kunnen dichten met deze lokale belastingen alleen is het nu nog onduidelijk welke bevoegdheden zij hierin krijgen. De VNG heeft randvoorwaarden opgesteld voor deze nieuwe systematiek, zoals het niet hogen van de totale lastendruk en dat gemeenten zelf moeten kunnen beslissen in welke mate ze welke lokale belasting gebruiken. Ook al zou het nieuwe kabinet snel komen met een nieuwe systematiek dan nog hebben gemeenten tijd nodig om deze door te voeren. Te veel onduidelijkheid en te veel nog uit te werken. Het ligt dan ook voor de hand dat het nieuwe kabinet meer tijd nodig zal hebben om met een nieuwe systematiek te komen die meer autonomie legt met gemeenten. Mogelijk wordt er extra geld beschikbaar gesteld om de nieuwe systematiek een paar jaar uit te stellen en daarmee koopt het nieuwe kabinet de tijd die nodig is om dit goed uit te werken. Mijn oproep als ICT-adviseur is om daarbij extra aandacht te besteden aan de uitvoerbaarheid. De gemeenten hebben de komende jaren al te maken met een ‘stortvloed’ aan nieuwe wet- en regelgeving die veel tijd van de verandercapaciteit zal vergen.  
 
Sinds het voorgenomen beleid voor het stoppen van de huidige financieringssystematiek, staan gemeenten voor financiële uitdagingen. Het nieuwe kabinet zal op korte termijn met extra geld voor uitstel of snel met een nieuwe systematiek moeten komen. Totdat meer bekend is over de nieuwe systematiek staat er daardoor vanaf 2026 tekorten op de meerjarenbegroting of hebben gemeenten de uitgaven naar beneden bijgesteld.



Terug naar het overzicht

Gerelateerde publicaties

Gemeenten geven in 2018 wederom meer uit aan ICT. De gemiddelde ICT-kosten per inwoner stijgen naar 84 euro. Verdere digitalisering maakt dat gemeenten inmiddels 2,8 procent van hun begroting uitgeven aan ICT. Ook groeit het ICT-personeel bij gemeenten. Dit blijkt uit de ICT Benchmark Gemeenten 2019 van M&I/Partners uitgevoerd bij 35 gemeenten.

Lees verder