Ipads of andere nieuwe snufjes die in de kast belanden, herkenbaar? Als zorgtechnologie een antwoord is op de tekorten in de zorg, waar moet je dan aan denken als organisatie?
Lees verderDe Wet zorg en dwang (Wzd) regelt de rechten bij onvrijwillige zorg voor mensen met een verstandelijke beperking of psychogeriatrische aandoening. Hierbij is het uitgangspunt voor de Wzd ‘Nee, tenzij’: zorg moet zoveel als mogelijk vrijwillig zijn, tenzij het echt niet anders kan. Eén van de onderdelen van de Wzd heeft betrekking op de beperking van de bewegingsvrijheid. Als bepaald is dat een cliënt niet zelfstandig een afdeling of een locatie kan verlaten, dan valt dat onder onvrijwillige zorg. Dus voor vrijwillige zorg moeten de deuren open staan. De inzet van technologie kan hierbij helpen, maar wat komt erbij kijken om dit op een veilige manier te organiseren?
Een mogelijk alternatief voor de gesloten deur is om de betreffende persoon beschikking te geven over een gps-tracker. Gps-trackers zijn algemeen verkrijgbaar op de consumentenmarkt en voorzien daar in een behoefte. Familie of mantelzorgers kunnen via een app of webpagina zien waar de persoon zich bevindt, of zelfs automatisch een bericht krijgen wanneer de persoon een vooraf ingesteld veilig gebied verlaat. Dit soort gps-trackers kan ook door een organisatie ingezet worden. Er zijn zeker situaties waarin zo’n tracker voldoet. Maar in de praktijk komt er meer bij kijken. Wij zien zeven aandachtspunten bij het gebruik van gps-trackers.
1. Gps-tracking werkt alleen buitenshuis betrouwbaar
Een gps-tracker maakt voor het bepalen van zijn locatie gebruik van een signaal dat hij ontvangt van satellieten. Dit signaal is alleen buitenshuis goed te ontvangen, wat betekent dat binnen de muren van een organisatie de locatiebepaling doorgaans onbetrouwbaar is. Nu hoeft dat op zich geen probleem te zijn als de cliënt binnen de muren van de organisatie is. Het probleem is echter dat binnenshuis een gps-tracker ook ten onrechte een verkeerde locatie kan doorgeven. Als er dan een veilig gebied (leefcirkel buiten het gebouw) is gedefinieerd voor die cliënt dan kan het lijken dat die cliënt zich buiten dit veilige gebied bevindt. Dat is dan een vals alarm. Voor één cliënt is dit nog te overzien, maar bij toepassing voor meer cliënten in een organisatie wordt dit al snel onwerkbaar. Immers moet elk vals alarm opgevolgd worden. Te veel valse alarmen leiden snel tot een gebrek aan vertrouwen in het systeem bij de medewerkers van de organisatie.
Dit punt is op te lossen door binnen de muren van een organisatie gebruik te maken van een andere technologie voor locatiebepaling, bijvoorbeeld op basis van bluetoothbakens. De tracker kan dan constateren dat hij binnenshuis is, en in dat geval geen gps-locatie doorgeven. Aanvullend voordeel is dat hiermee ook locatiebepaling binnenshuis mogelijk is, mits het hele gebouw van bakens is voorzien. Uiteraard moet de tracker hier ook voor geschikt zijn, dit is voor trackers vanuit de consumentenmarkt niet vanzelfsprekend. En gebruik van een aparte tweede tracker (één op basis van bluetooth voor binnen en één op basis van gps voor buiten) maakt het voor de cliënt en medewerker lastiger. Welke tracker wordt waarvoor gebruikt? Wanneer moet welke tracker worden opgeladen? Als cliënt wil je sowieso niet graag met (meerdere) trackers rondlopen. Idealiter heb je dus één tracker die zowel binnen als buiten de juiste locatiebepaling doorgeeft.
2. Gps-tracker werkt alleen als je hem bij je hebt
Om een gps-tracker te kunnen gebruiken moet de cliënt hem natuurlijk wel bij zich hebben als hij naar buiten gaat. Dit is bij een psychogeriatrische aandoening zoals dementie bepaald niet vanzelfsprekend. Een cliënt kan de tracker vergeten mee te nemen, of kan bezwaar hebben tegen het verplicht moeten dragen ervan. In dat laatste geval is er zelfs weer sprake van onvrijwillige zorg.
Een oplossing tegen het vergeten mee te nemen kan zijn om de gps-tracker in of aan kleding te bevestigen. Tegenwoordig bestaan er zelfs uitvoeringen van gps-trackers in de vorm van een inlegzool. Dit kan allemaal helpen, maar is nog steeds geen garantie dat de cliënt hem bij zich heeft. En bovendien is het opladen van de batterij voor dit soort trackers nog lastiger dan met trackers in de vorm van een polsband of halszender. Ook kunnen gps-trackers in de wasmachine terechtkomen wanneer deze aan kleding zijn bevestigd of zijn weggestopt, en moeten inlegzolen worden omgewisseld als men verschillende schoenen draagt.
3. Significant batterijverbruik
Een gps-tracker heeft een significant batterijverbruik, wat in de praktijk betekent dat je de tracker om de dag of om de paar dagen moet opladen. Dit is veel vaker dan een traditionele hals-polszender, waarvan de batterij veel langer meegaat. Gebruik van een gps-tracker vereist dus aandacht in het werkproces van de zorgmedewerkers van een organisatie om te borgen dat de tracker altijd opgeladen is voor gebruik. In de praktijk zien we dit vaak geborgd worden in het proces van de avonddienst wanneer cliënten doorgaans minder aan de wandel zijn, maar het vergt een extra handeling en aandacht van de zorgmedewerkers.
De reden van dit relatief hoge batterijverbruik is dat een gps-tracker via het openbare mobiele netwerk zijn locatie moet doorgeven. In de tracker zit hiervoor een zendontvanger met simkaart. Verbinding met een openbaar mobiel netwerk kost relatief veel energie, te vergelijken met de energie die een smartphone hiervoor gebruikt. Er zijn mechanismes om dit batterijverbruik te beperken, bijvoorbeeld door alleen de locatie door te geven op het moment dat de gps-tracker beweegt: hiermee is het energieverbruik heel laag als de tracker niet gebruikt wordt. Het is ook mogelijk om het tijdsinterval te verhogen waarin de tracker zijn locatie doorgeeft, bijvoorbeeld niet om de minuut maar om de vijf minuten. Hoe langer dit interval, hoe langer de batterij meegaat. Maar een langere interval betekent ook een minder nauwkeurige positiebepaling, of een late melding bij verlaten van een leefcirkel buiten het pand.
4. Integratie met zorgoproepsysteem
De gps-trackers zijn via het openbare mobiele netwerk verbonden met een platform dat de locatie verwerkt en indien nodig een dwaalmelding verstuurt. Deze dwaalmelding wordt dan via een sms-bericht, whatsappbericht of via een specifieke app verstuurd naar degene die verantwoordelijk is voor de cliënt. Voor de consumentenmarkt is dit prima, echter voor een organisatie betekent dit een extra ‘kanaal’ waar meldingen op binnenkomen. In een organisatie is immers doorgaans een zorgoproepsysteem beschikbaar waarmee medewerkers de alarmen en oproepen van cliënten kunnen afhandelen. Idealiter worden de meldingen van de gps-trackers ook afgehandeld via het zorgoproepsysteem. Dit vereist een integratie van het platform van de gps-tracker met het zorgoproepsysteem, wat niet vanzelfsprekend is bedoeld voor apparatuur uit de consumentenmarkt.
5. Opvolging van dwaalmeldingen
Zodra een zorgmedewerker een dwaalmelding ontvangt moet deze melding uiteraard worden opgevolgd. Er zijn gps-trackers die een spraakverbinding ondersteunen: in dat geval kun je naar de cliënt met de tracker bellen. Idealiter kun je dan in combinatie met de app of webpagina waarop de locatie te zien is de cliënt ‘terug loodsen’, of vaststellen dat de cliënt in orde is en zelfstandig terugkomt. Wanneer er geen spraakverbinding mogelijk is, of als er bijvoorbeeld een gevaarlijke situatie dreigt, dan moet er iemand naar de cliënt toe. Dit vergt capaciteit van de beschikbare medewerkers, de organisatie moet namelijk deze ‘onvoorspelbare’ inzet intern organiseren. Dit is, zeker gezien de toch al hoge werkdruk, absoluut niet vanzelfsprekend, en betekent een heel andere werkwijze dan met gesloten deuren.
Overigens zijn de eerste bevindingen in de praktijk met een gps-tracker met spraakverbinding positief. Cliënten (ook met psychogeriatrische indicatie) blijken redelijk goed in staat om hiermee om te gaan, waardoor de communicatie met de zorgmedewerker altijd aanwezig is. Ook zijn er voorbeelden waarin omwonenden en winkeliers uit de omgeving op de hoogte zijn van de doelgroep, en door middel van een app op de hoogte worden gebracht dat een persoon terug moet naar de afdeling.
6. Maatwerk per cliënt vereist aanvullende technologie
Omdat een gps-tracker niet geschikt is voor elke cliënt, is het daarmee in de praktijk niet de enige optie die je kunt inzetten bij het openen van de buitendeuren. Wanneer er in een organisatie ook cliënten zijn waarvoor er zwaarwegende redenen zijn dat zij niet naar buiten mogen, dan moet er een voorziening komen waarmee de ene cliënt wel ongehinderd naar buiten kan terwijl de andere cliënt achter gesloten deuren blijft. Dit betekent dat er een aanvullende technologie beschikbaar moet komen (denk aan een ‘tag’ en een ‘lus’ voor de buitendeur) in combinatie met automatische deursturing. Wanneer een cliënt die niet naar buiten mag de deur nadert, dan blijft de deur automatisch dicht. Of het alternatief overwegen om alle cliënten waarvoor de deuren gesloten moeten blijven op één afdeling te huisvesten. Maar ook dat leidt in de praktijk vaak tot praktische bezwaren omdat cliënten dan intern zouden moeten verhuizen wanneer hun toestand achteruitgaat.
7. Technologie biedt geen 100% zekerheid
Technologie zoals gps-trackers of aanvullende technologie voor automatische deursturing biedt geen 100% zekerheid bij het open houden van deuren vanuit de Wzd. Een cliënt kan bewust of onbewust zonder de tracker het gebouw verlaten. Of een cliënt met een tag voor wie de deur gesloten moet blijven kan ‘meeliften’ met iemand anders die het gebouw wel mag verlaten. Dit betekent in alle gevallen een risico-afweging of het verantwoord is om de deuren te openen. Dit is van heel veel factoren afhankelijk: het type cliënt, de omgeving van het gebouw, de mening van familie of vertegenwoordiger en niet onbelangrijk: de mening en de kwaliteit van leven van de cliënt! Je wilt de cliënt uiteraard vrijheid geven, maar dan het liefst wel op een veilige manier.
Menselijk toezicht als flexibel alternatief
Los van technologie is er natuurlijk ook een andere manier om met open deuren om te gaan: een bemenste receptie of het inzetten van gastvrouwen/gastheren die bekend zijn met de cliënten, en die in de gaten kunnen houden of iemand ten onrechte het gebouw wil verlaten. Dit is een flexibele en ‘klantvriendelijke’ oplossing die absoluut de overweging waard is.
Interesse om hier met mij of een collega verder over van gedachten te wisselen? Neem gerust contact met mij op.
Terug naar het overzicht
Maak kennis met
Gerelateerde publicaties
Werkplekvervanging: gewoon even doen toch? Schijn bedriegt. De vervanging of update van de werkplekken in een organisatie van enige omvang doe je niet zomaar. Het zal niet de eerste keer zijn dat een I&A-manager of projectmanager sneuvelt op een werkplekvervangingstraject. Wat maakt dit zo’n lastige klus? Richard Sitters deelt de tien hindernissen bij het vervangen van de werkplek.
Lees verder